Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch de HEERE was met Jozef, en wendde [Zijn] goedertierenheid tot hem; en [31]gaf hem genade in de ogen van den overste van het gevangenhuis. 31. Hebr. gaf zijn genade; dat is, hij maakte zich aangenaam. Zie boven, hfdst.18 vs.3.